Marktkooplieden zien hun omzet gestaag dalen en maken zich uiteraard zorgen over hun broodwinning. Vervolgens zie je dat deskundigen geen gebrek hebben aan ideeën om het marktgebeuren leuker te maken. Zoals ze een tijd lang hebben gepredikt dat winkelen ‘recreatie moet zijn met een hoog fungehalte’. Waar je bijna niets meer over hoort, omdat de winkelgebieden nu opeens moeten indikken. Zou al die fun helpen? Ik ga niet voor de lol naar de markt, maar voor de aardappelboer.
Ik hoor deskundigen zelden de conclusie trekken dat een activiteit zijn tijd heeft gehad. Net als de paardentram, de olieboer, de schandpaal en de ganzenveer. Ooit kon je in Krommenie kiezen tussen katholieke en communistische huishoudelijke artikelen. Willen we dat nog steeds? Kun je tegenhouden dat de functie van koopjeshalen zich verplaatst van de markt naar winkels met een heel goedkoop assortiment? Waar je euro nog meer waard is dan op de markt.
Groenteboer die blauwschokkers verkoopt
Ik ben natuurlijk niet de norm voor de consument en het consumentengedrag, maar wij hebben zo onze vaste winkels die we nooit zullen inruilen voor webshop of digitaal bestellen. We kopen ons witgoed vanaf de eerste wasmachine bij dezelfde winkel vanwege de service. We gaan naar de slager waar je het vakmanschap ziet als hij de kalfslapjes afsnijdt. Naar de bakker die niet afbakt maar bakt. Naar de groenteboer die blauwschokkers verkoopt.
Waarom koop ik dan wel mijn spijkerbroek bij een webshop? Omdat ik één keer heb ervaren dat ik geen klant was die hulp nodig had bij het vinden van de juiste maat, maar een hinderlijke onderbreking was van een bespreking tussen de twee winkelmeisje van hun weekendplannen.
Het leuke van klant-zijn is dat je je niks hoeft aan te trekken van wat deskundigen vinden.