De Tekstschrijver was in zijn nopjes. En ook verrast dat hij nog nopjes had. Er had zich spontaan een opdrachtgever gemeld. Dat was een hele opluchting, want hij leerde maar niet om zo maar bedrijven op te bellen en om werk te vragen.
Misschien was dit telefoontje wel een signaal voor hem dat de markt weer aantrok. Wie zal het zeggen. De Tekstschrijver zeker niet, want die ging alleen naar de markt om aardappelen te kopen bij Karel Jansen. Opperdoezers of Bildstars.
De nieuwe opdrachtgever was wel een man die omwegen schuwde.
“Mijn schoonzuster is overleden,” viel hij met de deur in huis.
“Gecondoleerd,” mompelde de Tekstschrijver die niets beters wist te verzinnen.
“Ben je gek,” zei de opdrachtgever. “Het is een zege voor mijn broer en een opluchting voor de rest van de familie. En dat is mijn probleem. Ik moet natuurlijk iets aardigs over haar zeggen bij de crematie en ik zou niet weten wat. Ik wil dat jij een paar goede dingen voor mij verzint. Maakt niet uit wat.”
“Ja, maar wat…ik ken haar niet en…”
“Wees blij,” zei de opdrachtgever. “Alles wat je kunt bedenken is goed genoeg. Ik kijk wel wat bruikbaar is voor haar en voor de gelegenheid.”
Door deze uitdaging kreeg de Tekstschrijver zin om een beetje te neuriën, maar hij wist niet wat. Ja, de Mars funèbre was hier wel op zijn plaats, maar hij wist niet meer hoe die klonk. Terwijl hij daarover peinsde, begon hij spontaan maar zachtjes Brandend Zand te fluiten. ’Brandend zand en een verloren land en een leven vol gevaar…’
Het leek wel of dat over zijn werk ging.