Het is een alledaags woord dat we ik weet niet hoeveel keren per dag gebruiken. Daarna komt de aarde niet tot stilstand. Vervalt het koningshuis niet tot de bedelstaf. Verzuurt niet in één klap alle melk. Maar o wee als een opdrachtgever het  in de mond neemt. Dan is ‘maar’ vaak de opmaat naar ellende, frustraties, nauwelijks te beheersen woede. Is het een woord dat gedijd in nachtmerries die zijn voorbehouden aan tekstschrijvers.
‘Een prima tekst. U hebt mijn woorden en intenties adequaat weergegeven. Maar…’
Je zet je tanden op elkaar.
‘Maar … u hebt mij met uw vakmanschap en uw tekst ook aan het denken gezet. En dat heeft tot de conclusie geleid dat ik wat voorbarig ben geweest met de timing van mijn visie. U hebt uw werk zo goed gedaan dat ik deze tekst in deze vorm beter niet kan publiceren. Je zou kunnen zeggen: de lezers zijn er nog niet aan toe.’
‘Maar … we hebben twee pagina’s ingepland!’
‘Maar die kunt u er toch zo uithalen. Ik bedoel, waar hebben we het helemaal over? Twee A-viertjes met een beetje tekst…’

Een steekspel dat vilein begon
De waarde van ervaring moet je in dit specifieke verband niet overschatten. Dat is ook een ervaring die gepaard is gegaan met schade en schande. De relatie tussen de directeur van een brancheorganisatie en de voorzitter van het bestuur was met haat-en-nijd mild gekarakteriseerd. Redactievergaderingen met hun beiden waren een steekspel dat vilein begon en nog net niet eindigden in een handgemeen. De directeur was aanhanger van een duidelijke rechtlijnigheid. Zo was hij faliekant voor een convenant volgens een door de overheid gewenste strekking ‘om een hoop gelazer te voorkomen’. Het bestuur was een stuk minder uitgesproken, maar dat kwam opvallend genoeg niet tot uitdrukking in een tweegesprek met beiden voor een artikel in het brancheblad. Zij gaf de directeur alle ruimte en liet de meeste van zijn stellingen onweersproken. Dat kwam in het artikel onvermijdelijk tot uitdrukking
Ik wachtte gespannen de reactie af maar die bleef uit. Toen de grens van de deadline gevaarlijk dichtbij kwam, belde de voorzitter. ‘Sorry dat ik je zolang in het ongewisse heb gelaten,’ zei ze, ‘maar het artikel heeft nogal wat teweeggebracht. Dat is geen verwijt hoor. Maar het heeft de vermoedens van het bestuur bevestigd. Vermoedens die al geruime tijd bij ons leefden. De heer XYZ heeft een drankprobleem en is niet meer bekwaam om zijn functie uit te oefenen. Hij herinnert zich niet de standpunten waarover wij duidelijke afspraken hebben gemaakt en vult die in met zijn eigen wartaal. On-be-grijpe-lijk.’
‘Maar in het interview hebt u die standpunten niet weersproken.’
‘Nee, omdat je dronken mensen beter niet tegen de haren in kunt strijken.’
‘Maar ik had niet de indruk dat hij dronken was.’
‘Ja, zo zie je maar hoe bedrieglijk indrukken zijn.’
Dit interview is nooit gepubliceerd maar toegevoegd aan het ontslagdossier.

LEUK ALS U REAGEERT