Meneer en mevrouw Oud zitten bij te komen van het ontbijt. Het losweken van het kleverige plakje kaas van het huidje van plastic en de jam uit het kuipje uitsmeren over één boterham vergde weer het uiterste van hun concentratievermogen.
Dan vraagt mevrouw Oud: ‘Heb je al in de postbus gekeken?’
‘Ja, ik geloof van wel, ja.’
‘Was er nog post?’
‘Uuuh, ja de radiobode, dacht ik.’
‘Maar die komt toch altijd op woensdag?’
‘Is het dan geen woensdag?’
‘Geloof het niet. Ga anders voor alle zekerheid nog maar een keer kijken.’
Ruim een half uur later komt meneer Oud terug. Hij hijgt van woede. Hij schampt in zijn drift met zijn rollator de deurpost. Hij smijt een envelop en een kaart op tafel.
‘Het is een schande … een hele grote schande … hoe halen ze het in hun hoofd om ons…’
‘Hebben we weer een miljoen euro gewonnen?’
‘Nee, veel erger. We hebben zo’n gratis kaart gekregen die bedoeld is voor eenzame, zielige oude mensen die altijd vergeten worden.’
‘Dat is toch leuk?’
‘Nee. Als je dan zo nodig aan ons wilt denken, waarom neem je dan niet de moeite om speciaal voor de heer en mevrouw Oud een mooie kaart uit te zoeken en daar een echte kerstzegel op te plakken?’
‘Ja, lieverd, zo kun je het ook bekijken. Wie heeft die kaart eigenlijk gestuurd.’
‘Twee eekhoorns en ene Pieter.’
‘Die naam komt me ergens bekend voor.’
‘Onze zoon, heet die niet zo?’
‘Ja, maar dat is zo lang geleden… Die is net als zijn vader, hij vergeet alles.’
‘Nou dat je het zo zegt…’
‘Weet je wat we moeten doen? De kaart terugsturen. Je zet er met grote letters ‘retour PTT’ op en we gooien hem straks in de brievenbus.’
‘Goed idee. Als ik jou ook niet had…’
‘Dan wist je niet meer dat je met mij was getrouwd, Pieter.’