Het zinnetje heeft de Tekstschrijver bijna de hele dag van zijn werk gehouden: inwoners van Culemborg hebben het advies gekregen om zandzakken of natte kranten voor de deur te leggen tegen wateroverlast.
Dat was aanvankelijk aanleiding voor een triomfantelijke reactie. Dit is toch het overtuigende bewijs dat papieren kranten onmisbaar zijn? Met een natte laptop, iPhone of PC doe je niet veel tegen natuurgeweld. Maar de Tekstschrijver kon zich niet goed voorstellen hoe het werkte. Moeten de burgers de kranten vooraf nat maken of gebeurt dat vanzelf als het water komt, hoe voorkom je dat ze wegspoelen, waar leg je ze precies neer en hoe, een stapeltje of proppen, hoeveel en hoe hoog? Zie je wel, goed informeren is toch vakwerk.
Op dit soort kritieke momenten mist de Tekstschrijver zijn moeder die altijd preciest wist wat je in tijden van nood moest doen. Als het langdurig stormde, pakte zij alvast een koffertje. Want als de redders je van het dak kwamen halen, moest je toch met schoon ondergoed voor de dag komen. (Schoon ondergoed was voor haar het doorslaggevende criterium voor beschaving en een net gezin.)
Ieder ortje doet zijn knortje
Zijn moeder had ook de voorlichtingsfolder van de Bescherming Bevolking (de BB die je beter niet kon verwarren met de gelijknamige filmster) weggegooid. Daarin stond wat je moest doen als de Russen een atoombom op Krommenie hadden gegooid. De Jonge Tekstschrijver vroeg haar daarna bij iedere schijn van een lichtflits ongerust of de atoombom was gevallen. En hij zeurde ook over de bruine bonen die zij op voorraad moesten houden voor geval van nood. Niet omdat hij bruine bonen vies vond. In tegendeel. Maar hij dacht aan de fallout van zijn vaders spijsvertering na het nuttigen van peulvruchten. Daar zat je dan met z’n vijven in de gangkast van één vierkante meter geduldig te wachten op het sein veilig van de BB- sirenes. Met een vader die zich voortdurend verontschuldigde: ‘Ik kan het echt niet helpen. Elk ortje doet zijn knortje’.
De Tekstschrijver inspecteerde zijn voorraad oude kranten. Die was geruststellend groot. Twee zaterdagkranten en je had geen ark van Noah meer nodig. Ongemerkt was de Tekstschrijver verdiept geraakt in een artikel dat hem in het weekeinde kennelijk was ontgaan. En dat was een overlijdensadvertentie die wel eens van pas zou kunnen komen als tijdens familiebezoek de conversatie stagneerde. Toen de Tekstschrijver opkeek, stond het water – bij wijze van spreken – bijna tot aan de brievenbus. Hij hoorde zijn vrouw wanhopig roepen: ‘Denk er toch om, je hebt nooit je zwemdiploma gehaald.’
Ouderwetse zandzakken waren in tijden van nood toch maar het beste. Dat betekende dat er voor de Tekstschrijver niets anders op zat dan naar zo’n akelige bouwmarkt te gaan. Daar zouden ze ongetwijfeld met een diepe zucht vragen: ‘En wat voor zand heeft meneer nodig?’
Waterbestendig zand. Dat leek hem wel een goed antwoord.