Miskenning van de lezers. Zo ervaarde de Tekstschrijver – we schrijven jaren zestig – het werken voor het personeelsblad van Ballast Nedam. Het was letterlijk en figuurlijk een glanzend tijdschrift. Gedrukt op dik glimmend papier. Met dikke verhalen over de knappe koppen van het bedrijf. Als je het uitputtende artikel over de Oosterscheldeburg had gelezen, kon je het ding thuis zelf nabouwen. De bedrijfsjournalistiek droeg toen vooral bij aan de typevaardigheid van de Tekstschrijver, want de ingenieurs lieten hem een artikel soms wel twee of drie keer herschrijven op de typemachine.
De Pijler, zoals het blad heette, paste in de bedrijfscultuur van die tijd, met een Ingenieurstafel in de kantine. Met daarom heen een vacuüm dat al het andere volk op afstand hield. In dat bolwerk van de elite kwam een eerste scheurtje toen een jonge ingenieur werd aangenomen die hoorbaar uit Rotterdam afkomstig was. Hij ging wel eens ergens zitten waar het gezellig was.
In die tijd bestond vijfenzeventig procent van het personeel uit bouwvakker, fabrieksarbeiders en bemanningsleden van baggerschepen. De rest behoorde tot de kaste der beambten. De ingenieurs waren verre in de minderheid. Toen dachten we nog niet zoals nu in doelgroepen, maar in mensen. De Tekstschrijver verbaasde zich erover dat er een blad werd gemaakt voor een kleine minderheid. Als hij die verbazing ter sprake bracht in de redactiecommissie – bestaan die nog? – oogstte hij verbazing. “Waarom zouden we iets veranderen als we geen kritiek krijgen?” Waarop de Tekstschrijver kon melden dat het pakketje Pijlers op de baggerschepen ongeopend in het beun verdwijnt. “Te mooi om met onze vieze handen aan te pakken,” had een van de kapiteins hem duidelijk gemaakt. Dan stoppen we met de verzending naar de baggerschepen, was de conclusie van de redactiecommissie.
Het belang van een voortrekker
Het werk voor de Pijler leverde de Tekstschrijver ook de eerste ervaring op met het belang van een voortrekker. Iemand met gezag in de organisatie die onderschreef dat het inderdaad de hoogste tijd was om een héél ander personeelsblad te maken. Een krant, want dat is een medium waarmee alle medewerkers vertrouwd zijn en een lage drempel heeft. Met de formule, de inhoud en tone of voice van een krant. Gemaakt door ervaren journalisten. Het nieuwe hoofd voorlichting en publiciteit (public relations was te chique voor een bouwbedrijf) zag in een tweewekelijkse personeelskrant een kans om zijn bestaansrecht met een mijlpaal – milestone zouden we nu zeggen – te markeren. Hij had de mazzel dat een van de directieleden het wel een mooi idee vond om de Telegraaf onder de personeelsbladen te maken. Zo leerde de Tekstschrijver dat het lang niet altijd functionele en rationele argumenten zijn die de doorslag geven bij een cruciale beslissing.
Voor de ingenieurs was het wennen aan een personeelskrant, waarin een uitvoerder de ruimte kreeg om zijn verhaal over zijn werk te vertellen. En niets zei over voorspanning, het type ligger, het ontwerp van de bekisting, het gebruik van bentoniet en het aantal kubieke meters betonmortel. Nee, hij was trots op een idee. Hij had voor het eerst een boekje laten maken voor zijn mensen, waarin informatie stond over het project. De redactie kreeg deze pagina per kerende post terug van de directeur van het baggerbedrijf. Hij had er met een timmermanspotlood een groot kruis door heen gehaald waar de woede vanaf spatte. Hij schreef: ‘Zijn jullie gek geworden? Straks gaat iedereen dit doen. Onzin kost geld.’ Nee, hij was geen ingenieur. De directeur heette Bertus en was als molenbaas begonnen. Een aardige man die oprecht boos was.