Luisteren is de belangrijkste eigenschap voor goede communicatie, maar ook een die we het slechtst beheersen. We horen wel wat er wordt gezegd, we reageren, maar we denken meestal niet na over wat we horen.
‘Nu ik je toch spreek, ik wil…’
‘Ja, moet je horen, nu ik jou eindelijk spreek … de buurvrouw klaagt al een hele tijd dat de bladeren van onze boom allemaal op haar oprit waaien.’
‘Toevallig ben ik net van plan om morgen Jan Willem te vragen of ik zijn bladblazer mag lenen.’
‘O, lenen, jeetje… Heb jij de bank laten weten welke optie we hebben gekozen voor de verlenging van onze hypotheek? Of zou ik dat doen?’
‘Weet je dat het bankje in de voortuin kapot is? Het is niet te zien, maar je kunt er beter maar niet op gaan zitten. Je komt geheid op de grond terecht.’
‘Ik heb gehoord dat de vader van Leo en Ton aan de grond zit. Heeft z’n pas en pincode toevertrouwd aan een keurige meneer die namens de bank aan de deur kwam om een verdachte transactie uit te zoeken. Geplunderd tot de laatste cent.’
‘Heb jij je vader nog gebeld over wat hij doet met de kerstdagen? Hij wordt een beetje vergeetachtig.’
‘Een beetje… Wat wou jij eigenlijk zeggen? Je begon met iets en…’
‘Nou je het zegt… verrek. Het was, geloof ik, wel belangrijk, maar het schiet me zo een, twee, drie niet te binnen…’
‘Zullen we anders even naar buiten gaan? Het is nou nog mooi weer.’
‘Prima idee Laten we de achterdeur maar nemen. Dan komen we niet langs de buurvrouw.’
‘Wat is er dan met de buurvrouw?’
‘Prima? Hoor jij nog wel eens wat van Louis Prima?’